Ik kies ervoor om te geloven van wel. Wat een fijne troost is dat. En toch blijft het veel te vroeg….Het spookt in mijn hoofd. Het beeld van ook nog mijn man jong verliezen doemt dan op en gaat zitten in de momenten dat je eigenlijk weer zo in slaap moet suizen, nadat de kleine getroost is. Het resulteert in draaien, onrust en volgens mijn man kletsen in mijn slaap. Onrust.
Onrust en angst
Het is niks vergeleken met de slaap tijdens Olivier, maar het doet me wel denken aan die tijd. Weer een kleine wurm in bed. Ten tijde van Olivier sliep ik altijd in alarm fase rood. Olivier lag in mijn armen. Het bed werd met zo’n zes kussens in een soort slaapstoel houding vermaakt en ik lag dan als een soort moederkloek met Olivier in mijn armen. Hij moest rechtop. Anders werd hij door al het slijm dat hij had te benauwd. Dan hoorde ik hem “gieren” en was ik bang dat hij erin zou blijven.
Het de hele nacht zo liggen, was niet het meest lastige. Ook de vele voedingen die hij in de nacht had niet. Ik sliep amper, was de hele nacht alert, maar we lagen. Soms liepen we ook de halve nacht rondjes over de bovenverdieping. Dan was hij zo benauwd dat hij onrustig was. Of hij was onrustig van weet ik veel wat. Mijn man sliep op de eerste verdieping met de oudste. Ook die sliep in die tijd niet. Onrust en angst voerden de boventoon, ook bij dat mannetje.
Zo min mogelijk verdriet
Maar het meest uitdagende van dit alles was niet de nacht, maar de avond. We probeerden de avond een beetje tijd voor elkaar te maken. Als ouders van een ziek kindje heb je genoeg te bespreken wat niet voor kleine oortjes is, dus het was onze kans. Verder probeerden we ook wat te ontspannen en lachen als we een suffe lachfilm vonden. Er was alleen altijd Olivier. Hij lag vast aan mij. Halve avonden aan de borst en sliep dan weer een uurtje. De echte uitdaging lag hem in het klaarmaken voor bed. Een heerlijk momentje altijd, vind ik. Even rustig de dag van je gezicht wassen, tanden poetsen en uitkijken naar de slaap. Alleen met Olivier was dit een soort rat-race van hopen dat hij niet wakker werd als ik hem of neerlegde of aan pappa gaf, dan heel snel alles klaarmaken en hopen dat hij niet wakker werd en begon te gillen.
Als we dat geluk hadden, dan kon ik namelijk vaak wel een uurtje slapen. Anders was het onrust en lopen. Dat raakte hij overstuur en benauwd en belandden we in die neerwaartse spiraal die met geluk om een uurtje of vier werd doorbroken, maar meestal pas om zes uur leidde tot rust en slaap. Het perfecte moment voor onze oudste om ook even mijn aandacht te moeten krijgen voor weer een dag kinderdagverblijf toentertijd. Er is ons vaak hulp aangeboden voor de nachten, maar ik kon het niet. Ik wilde de beperkte tijd met hem niet delen met iemand anders. Hij pakte geen flessen en een sonde plaatsen voor moeders nachtrust vond ik wat overdreven. Hij had het waarschijnlijk sowieso ook niet gepikt en hem horen huilen kon ik niet. Ik wilde zo min mogelijk verdriet in zijn korte leventje.
Perspectief
Overdag doezelde ik soms wat met hem mee, soms konden we dan wel even platliggen. Dan was hij minder benauwd vaak, maar slaap was zeldzaam in die tijd. Eigenlijk slapen we nu dus hele goede nachten. Wat een heerlijk besef. De kracht van het perspectief. We draaien nu hele goede nachten, met soms een onderbreking. Het perspectief van vóór onze kinderen, met nachten van acht uur achter elkaar, vergeten we voor het gemak even. Die tijd komt vast weer zodra wij ook rasechte ochtendmensen zijn geworden. Dan gaan wij om half zes in de lampen hangen en maken we de kids wakker.