Al die mijlpalen. Ik merk het ook bij mezelf, zelfs na Judah nog. We zijn gefocust op mijlpalen. Onze vragen om een gesprek over kinderen op gang te brengen, bestaan daar uit. Kan hij/zij al zitten, kruipen, lopen? Heeft hij al tanden? Ik doe het ook. En elke keer als ik het doe, denk ik: waarom is dit zo belangrijk? Want ik ben gewend om op de meeste vragen ‘nee’ te zeggen. Nee, dat kan hij niet. Nee, ook niet. En.. uh.. nee, dat ook niet. Met een glimlach antwoordde ik, maar zo gefocust op wat hij niet kon. Want hij kon zo veel en ik was wel trots. Super trots. Op het kleine stapje dat Judah wel maakte, waarin hij wel ontwikkelde. Dus nee, ik ben nu niet iemand die nooit meer vraagt naar mijlpalen of die niet bevraagd wil worden over mijlpalen. Maar ik ben wel gefocust op kleine stapjes, op wat je wel kan.
Het deed pijn
Of als we (ook trots) achter onze kinderwagen liepen over een terrein met heel veel mensen die we kenden, maar onze kinderwagen elke keer voorbij werd gelopen. Er geen praatje met ons werd gemaakt of in onze kinderwagen werd gekeken. Maar bij de volgende kinderwagen er stil werd gestaan, een praatje werd gemaakt, er gelachen werd naar de baby. Ik weet met mijn verstand dat dit ook zeker niet de bedoeling was van al die mensen. Het gebeurde heus niet expres. Ik weet óók dat het heel moeilijk is. Wat zeg je dan? Tegen ons. Ik weet dat zelf ook niet altijd. Of wat zeg je tegen een baby die niet kan zien, die daar in de kinderwagen ligt? Dat is ook moeilijk. Maar binnen in mij, deed het pijn. Ik had ook gewoon een prachtige zoon. En daarom was ik zo blij met mensen die ook genoten van Judah en waar hij helemaal geaccepteerd werd zoals hij was.
Ik probeerde niet te vergelijken, met nadruk op probeerde. Het was ook een zoektocht voor mijzelf. Ik genoot van Judah. Ik was trots op mijn baby, mijn mannetje. Ik was dankbaar dat hij er was. Dat hij leefde. Maar het deed ook pijn en ik moest leren dat dat er ook mag zijn. Dat het naast elkaar kan bestaan. Dankbaarheid en verdriet. Genieten en pijn. Het kan allebei, zelfs tegelijk. Het mág allebei.
Grote en kleine vragen
De zorg rondom Judah kwam ook steeds beter op gang. Eerst was het nog zoeken en wist ik niet bij wie ik nu aan moest kloppen, want in het begin waren er nog veel vragen. Ik kreeg één vaste, ontzettend lieve kinderarts in het WKZ, die elke keer precies het goede zei of vroeg. Daarnaast had ik ook een vaste kinderarts in Apeldoorn gekregen, voor de ‘kleine’ vragen. Zij had geregeld dat ik niet naar de huisarts hoefde, maar dat ik een nummer in het ziekenhuis kon bellen. Dag en nacht. Zo fijn. Ik merkte wel dat de ziekte van Judah echt ontzettend zeldzaam was. Vaak had ik het idee dat ik het zelf allemaal nog het beste wist, omdat ik Judah het beste kende.
En zo kabbelden we verder. Met ups en downs. Goede en slechte dagen. Genietend van de kleine stapjes die eigenlijk enorm waren.