Zijn koorts liep tegen de 41 graden, maar zijn handjes en voetjes waren koud. Hij was onrustig en wist zelf niet wat hij wilde. Dit was het laatste, echte contact met Judah. Ik koester het en denk er tegelijk met pijn in mijn hart aan terug.
De zorg gaven we die nacht terug aan de thuiszorg. Soms denk ik er aan terug dat ik wou dat ik dat niet had gedaan. Dat ik die hele nacht gewoon naast zijn bed had gezeten. Zijn hand had vastgehouden, mijn hand op zijn hoofd had gelegd. Maar op dat moment kon ik niet weten hoeveel nachten ik dat nog vol zou moeten houden en we hadden er al zoveel gehad.
Ga dan maar...
Zondagochtend bij zijn bed werd ons duidelijk dat het echt hard achteruitging met Judah. Hij werd niet meer wakker en we hebben hem meegenomen naar beneden, zodat we steeds bij elkaar konden zijn. Nog één keer vroeg hij mij om te zingen. Zijn laatste woord. Zijn lievelings. Ik heb hem er doorheen gezongen, met bibberende stem en tranen over mijn wangen. Die ochtend werd duidelijk hoe God je er in het meest moeilijke ook doorheen leidt. Hoe Hij stuurt en leidt door personen te sturen en je kracht te geven.
Je bent moe, je ademhaling wordt minder en je lijfje kan niet meer. Ik vergeet nooit dat God mijn gedachten zo leidde dat ik dacht: ‘Ga dan maar.. met Jezus mee’. En daar ging je. Met Jezus mee. Voor altijd vrij. Genezen. Alles wat je hier niet kon, kan je nu wel. Niet op de manier die ik het liefst zou willen. Hier bij ons, bij mij. Want wij huilden hier, maar in de hemel klonk gejuich. Ik kon het bijna horen. Voor altijd Thuis. We hebben hem vastgehouden, gewassen, zijn mooiste kleren aangetrokken en opnieuw vastgehouden. Hij bleef de hele week bij ons thuis. We hadden een mooie dienst en kijken goed terug op de begrafenis.
Ik mis het gezin
Maar het doet pijn. Elke dag. Ik voel me verdrietig. En ik geniet ook van het leven. Ik voel het gemis van een zoon van vijf. En ik geniet van mijn dochter van twee. Ik mis het gezin wat ik voor ogen had en ik ben blij met wat ik wél heb. Ik mis het om het gewone te doen. Om te fietsen met mijn kind naast mij om te kijken naar alles om ons heen en tegelijk geniet ik ervan om te fietsen met mijn andere kind in de bakfiets. Ik mis mijn kind tussen zijn neefjes en nichtjes en ik geniet van mijn neefjes en nichtjes. Ik geniet van de kinderen op het schoolplein en ik mis het jongetje dat daar ook tussen had moeten staan. En ik vind het fijn als er gevraagd wordt hoe het gaat. Maar soms voelt het dubbel om te zeggen dat het goed gaat. Want doet dat recht aan wat ik voel? Ja, het gaat goed. En nee, soms gaat het helemaal niet goed.
Elke dag is het een strijd, maar één ding staat bovenaan. Judah was het waard om te leven en als ik het over mocht doen, zou ik nog steeds voor zijn leven en dat van zijn zusje ‘kiezen’. Want ze brengen me vreugde en als je een voorbeeld wil van hoe je ondanks gebreken toch blij kan zijn, dan zijn Judah en Febe dat wel. En dat was het waard om te leven hier op aarde en nu verder te leven in de hemel. En dat is het waard mijn pijn en mijn kruis op te nemen en dezelfde weg te volgen als deze twee pareltjes. Om ook ooit voor altijd VRIJ en THUIS te zijn.