Mijn oudste zoontje kon dan natuurlijk niet mee. Gelukkig heeft Benten lieve opa’s en oma’s die altijd voor hem zorgden. Hem ophaalden, al was het midden in de nacht. Maar hij had er last van, dat hij niet zoals ieder ander kind thuis bij zijn papa en mama was. Hij werd druk, kreeg boze buien. Hij plaste op vreemde plekken. Hij pestte zijn broertje, dat toch al zo veel te verduren had.
Te weinig tijd
Eenmaal thuis, werd ik steevast de eerste dagen door Benten ‘oma’ genoemd. Art had troost en zorg nodig – de behandeling ging thuis voor een deel door –, kleren moesten worden gewassen en dan moest je ook nog een moment vinden om zelf wat bij te komen. We hadden nog steeds te weinig tijd voor Benten.
Jarenlang had ik het idee dat ik toen faalde, dat ik door de omstandigheden in feite werd gedwongen mijn ene kind boven het andere te plaatsen en ik kan wel stellen dat dat schuldgevoel Bentens opvoeding tot nu toe heeft beïnvloed.
Toen Art weer erg ziek bleek, zo ziek dat hij niet meer beter zou worden, was ik opnieuw niet de moeder voor Benten die ik graag had willen zijn. Er was niet genoeg tijd en ruimte in mijn hoofd voor Bentens schoolverhalen, speelafspraken met vriendjes en sportwedstrijden in het weekend. Ik was bezig met pijnbestrijding, braaksel opruimen, Art troosten. Ik was alvast een uitvaart aan het voorbereiden. En toen kwamen er ook nog twee babyzusjes bij.
Een donkere put
Na Arts overlijden belandde ik in een donkere put, waar ik nu, zo’n tweeënhalve jaar later, uit begin te klimmen. Afgelopen week praatten Benten en ik wat, het gesprek kwam op Art. Ik vertelde Benten dat ik er heel vaak niet voor hem kon zijn zoals ik dat had gewild en dat ik het nog steeds erg vind dat hij eerder zo regelmatig van ons gescheiden werd.
‘Oh?’, zei Benten en hij dacht even na. ‘Daar weet ik niets meer van. Ik weet nog wel dat ik ijsjes kreeg van opa en oma, en die op hun balkon opat. Ik kon over de hele stad uitkijken en knabbelde altijd eerst de onderkant van het hoorntje eraf.’ Ergens was ik altijd bang dat, als Benten oud genoeg was – zo ongeveer nu –, hij eindelijk de woorden zou vinden om mij te verwijten dat ik er niet voor hem geweest ben.
Wegvliegende ballonnen
Deze herinnering was voor mij een opluchting. Direct voelde mijn schuldgevoel een stuk verder bij mij vandaan, als een ballon waarvan je het touwtje hebt losgelaten. Even kijk je de ballon na, je wenst hem een goede reis en dan wordt de ballon steeds kleiner – tot je hem niet meer ziet.
Het is fijn, dat loslaten. Het betekent dat ik verder kan. Maar wat ik nooit had verwacht, is dat ook Arts ziekteperiode en overlijden twee wegvliegende ballonnen zijn, die met de tijd steeds kleiner worden. Tegen mijn wil, want daarmee laat ik ook de ballon Art een beetje verder vliegen – en die wilde ik altijd aan het touwtje blijven vasthouden, dicht bij mij.
Toch denk ik dat het inherent is aan verder gaan met leven. En dat wil ik wél graag.